Een clausule in de overeenkomst
Het ‘niet-concurrentiebeding’ is de clausule in een overeenkomst die verbiedt dat men, zowel tijdens de duur van de overeenkomst en/of na het einde van het contract, voor een bepaalde periode concurrentiële activiteiten mag uitoefenen, zowel in een andere onderneming als voor zichzelf. De bedoeling van het beding spreekt voor zich, nl. het vermijden dat de (ex-)contractant het bestaand cliënteel kan benaderen met het oog op afwerving.
De toepassing van het niet-concurrentiebeding voor zelfstandigen is wezenlijk onderscheiden van de toepassing voor werknemers. In de arbeidsovereenkomstenwet – die slechts betrekking heeft op de arbeidsovereenkomsten van werklieden, bedienden, handelsvertegenwoordigers en dienstboden – wordt het niet-concurrentiebeding nauwkeurig omschreven, net als de noodzakelijke voorwaarden en de sanctie bij niet nakoming. Zowel de werkgever en de werknemer weten middels deze dwingende bepaling waaraan zij toe zijn en beschikken over weinig marge om hiervan af te wijken.
Overeenkomsten tussen zelfstandigen worden door deze wet niet geregeld zodat de bepalingen van de arbeidsovereenkomstenwet op hen niet van toepassing zijn.
Contractsvrijheid voor zelfstandigen
Aangezien geen enkele wettelijke bepaling een niet-concurrentiebeding regelt voor zelfstandigen en er dus op wettelijk vlak geen enkel gebod, verbod of voorwaarden aanwezig zijn, kunnen de zelfstandige contractspartijen hierover vrijelijk contracteren. Zij kunnen m.a.w. beslissen of zij al dan niet een niet-concurrentiebeding in de overeenkomst opnemen, wat de voorwaarden hiervan zijn, hoe de overtreding gesanctioneerd zal worden en dies meer. Partijen zullen zo nodig dienen te onderhandelen en een evenwicht zien te vinden.
Een aantal inhoudelijke componenten dienen evenwel aanwezig te zijn – naar analogie met de regeling in de arbeidsovereenkomstenwet.
Ten eerste betreft dit de vermelding van de aard van de niet toegelaten concurrentie. De uitgesloten activiteiten dienen te slaan op de activiteiten die in het kader van de overeenkomst werden uitgevoerd. Er zal steeds voor ogen dienen te worden gehouden of de partij in wiens voordeel het beding werd opgenomen, al dan niet zijn cliënteel benaderd ziet ingevolge de activiteiten van de andere partij. Een goede formulering in de overeenkomst is aangewezen.
Ten tweede dient de periode waarin het verbod speelt uitdrukkelijk worden opgenomen en dient dit beperkt te zijn in de tijd. Naar analogie kan verwezen worden naar de arbeidsovereenkomstenwet die een maximumtermijn van 12 maanden voorziet, al is het perfect mogelijk een langere periode op te nemen. Een en ander zal afhankelijk zijn van de aard van de activiteiten, de duurtijd van de samenwerking e.d.
Ten derde zal de geografische uitgestrektheid dienen te worden bepaald in verhouding met de lokalisatie van de activiteiten die concurrentie kunnen inhouden. Het heeft immers geen zin om concurrentie te verbieden op plaatsen waar men geheel niet actief is.
Toch niet onbeperkt
De contractsvrijheid impliceert niet dat partijen onbeperkt zijn in het opstellen van het beding. Het niet-concurrentiebeding is eigenlijk een inperking op het principieel recht op vrijheid van concurrentie, handel en vestiging en dient dus restrictief te worden opgesteld en geïnterpreteerd.
Een niet-concurrentiebeding waarin bijvoorbeeld wordt opgenomen dat het beding een uitwerking zal krijgen over een onrealistisch lange tijd of geografisch niet relevante regio’s zal op verzoek door de benadeelde partij door de rechtbank kunnen worden herleid tot aanvaardbare proporties. Een nietigverklaring van het beding hoort eveneens tot de mogelijkheden.
Wat ingeval van overtreding?
Het overtreden van een niet-concurrentiebeding leidt tot schade waarvan de omvang doorgaans moeilijk te ramen is. Het wordt dan ook aanbevolen het beding te voorzien van een – in redelijkheid bepaalde -vaste schadevergoeding. Zulks geeft het voordeel dat de lastige bewijsvoering van de grootte van de schade wordt vermeden. Deze sanctiebepaling kan aangevuld worden met de vermelding dat de werkelijke schade, indien hoger, ook steeds kan worden gevorderd (die dan wel aangetoond moet worden). In geval van betwisting komt het de rechtbank toe het gevorderd bedrag te beoordelen en eventueel te matigen.
Samenvattend
Een niet-concurrentiebeding in een overeenkomst tussen zelfstandigheden is onderworpen aan de contractsvrijheid. Partijen kunnen in beginsel vrijelijk overeenkomen , al doen zij in hun beider belang er goed aan een evenwichtige clausule neer te schrijven m.i.v. een correcte materiële, temporele en geografische beperking. In negatief geval kan de rechtbank op verzoek van een partij het beding matigen of zelfs nietig verklaren.
Door Joep Van der Fraenen, contact op joep@advocaatvanderfraenen.be of 0477/65.98.16